De coronacrisis heeft onze economie en samenleving grondig door elkaar geschud. De afgelopen maanden en weken waren een beproeving waarbij lokale besturen weer maar eens hun ongelooflijke kracht hebben bewezen. Ze vertaalden in de federale richtlijnen op het terrein, kregen er veel extra taken bij en werkten vaak aan een eigen relanceplan. Die ervaringen hebben nogmaals getoond dat steden en gemeenten een hoofdrol zullen spelen bij het lanceren van onze economische en maatschappelijke relance.
Daarom heeft de Vlaamse regering beslist om 87,3 miljoen uit het noodfonds uit te trekken voor de lokale besturen. Elke stad of gemeente krijgt daar een deel van op basis van dezelfde verdeelsleutel die gebruikt is voor de inkanteling van de vroegere sectorale middelen voor cultuur-sport-jeugd in het gemeentefonds. Hoe het deze middelen besteed, is de vrije keuze van elk lokaal bestuur. Zij kennen hun inwoners en verenigingen en bijgevolg hun noden het best. De mogelijke planlast en administratieve verplichtingen zijn tot een minimum beperkt om die vrijheid en autonomie te garanderen.
Het is de lijn die Bart Somers als Vlaams Viceminister-president en Minister van Samenleven en Binnenlands Bestuur eerder deze bestuursperiode ook al aanhield: lokale besturen kregen meer autonomie en slagkracht. Zo stegen de middelen die van Vlaanderen naar de lokale besturen gaan van 15 miljard naar 20 miljard. En die lijn trekt hij nu dus door: “Ik ga niet voor Keizer Koster spelen. Ik kan onmogelijk beter weten dan de lokale besturen wat de beste keuzes zijn voor hun stad of gemeente. Zij krijgen dan ook maximale vrijheid en autonomie om deze 87,3 miljoen te investeren in ons verenigingsleven. Om zo vorm te geven aan onze maatschappelijke relance.”
Totaal: 296,425 miljoen
- Cultuur: 65 miljoen
- Sport: 10 miljoen
- Jeugd-media: 15 miljoen
- Gemeentefonds sport-cultuur-jeugd: 87,3 miljoen
- Landbouw: 35 miljoen
- Schoolreizen onderwijs: 10 miljoen
- Toerisme en jeugdtoerisme: 30 miljoen
- Mobiliteit: 47 miljoen